Voor de uitvoering van deze visie en de relatie met het geldende beleid hanteren we een indeling die is afgestemd op de doorwerking van de omgevingsvisie in programma's en een omgevingsplan.
De Omgevingswet kent 4 kerninstrumenten waarmee gemeenten kunnen werken:
- Omgevingsvisie: het gemeentelijk beleid;
- Omgevingsprogramma: de uitwerking/ uitvoering van beleid;
- Omgevingsplan: de regels voor de fysieke leefomgeving;
- Omgevingsvergunningen: toestemming voor activiteiten (zoals bouwen).
De Omgevingswet beoogt dat met de omgevingsvisie er één beleidsdocument bestaat waarin het beleid voor de fysieke leefomgeving op hoofdlijnen en in samenhang is opgenomen.
In de omgevingsvisie is dit als uitgangspunt genomen. Tegelijkertijd constateren we dat actuele opgaven telkens om nieuw beleid vragen. Tevens is er sprake van recent vastgesteld (sectoraal) beleid met daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma’s, die nog niet in samenhang met andere beleidsvelden zijn opgesteld. Kortom, er is een continue stroom van beleidsontwikkeling op allerlei beleidsvelden. Iets dat met de Omgevingswet ook niet zal veranderen. Vandaar dat het gehele stelsel van de Omgevingswet is gebaseerd op de zogenaamde beleidscyclus. Het bovenstaande vraagt wel om een nieuwe benadering van beleid en uitvoering, om ook in de toekomst de beleidscyclus op een goede wijze te kunnen hanteren.
Van visie naar uitvoering
De beleidscyclus waarop het stelsel van de Omgevingswet is geënt, ziet er onder meer op toe dat de samenhangende benadering wordt geborgd, van beleid tot uitvoering. In deze omgevingsvisie hebben we ons strategisch beleid op hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving uiteengezet. De wijze waarop we hier uitvoering aan gaan geven (de ‘hoe'- vraag) wordt opgenomen in programma’s (omgevingsprogramma’s).
In de praktijk is “de winkel tijdens de verbouwing” echter gewoon open gebleven. Dit betekent dat er nieuw (gebiedsgericht) beleid in ontwikkeling is, maar dat er ook al langer bestaand beleid van kracht is. Het bestaande beleid kent vaak een beleids- en uitvoeringscomponent en kan niet altijd 1- op-1 worden opgenomen in de omgevingsvisie. Het simpelweg intrekken van het bestaande beleid dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving zou betekenen dat er allerlei hiaten en leemtes gaan ontstaan. Dat willen we uiteraard voorkomen. Daarom gaan we bouwen aan een nieuw 'beleidshuis'. Hiermee wordt inzichtelijk op welke wijze we het bestaande beleid en de lopende trajecten gaan organiseren. We brengen hiermee beleid en uitvoering op diverse beleids- en werkvelden bij elkaar. Het beleidshuis vormt de basis voor de samenhangende (omgevings)programma’s en daarmee een belangrijke stap in de beleidscyclus (van sectoraal naar integraal).
Op deze wijze wordt een integrale beleidsbenadering en - werkwijze geborgd.
De vier in deze omgevingsvisie opgenomen opgaven vormen de vier programmapijlers, de zogenaamde omgevingsprogramma’s. Binnen deze omgevingsprogramma’s vinden gebiedsgerichte uitwerkingen plaats. Daarnaast actualiseren we de Nota Grondbeleid en stellen we een programma kostenverhaal op. Het "beleidshuis" zal de komende jaren geleidelijk worden ingericht. De omgevingsprogramma’s maken de inhoud van deze omgevingsvisie concreet voor diverse gebieden in of beleidssectoren van de gemeente. Bij het opstellen van het omgevingsplan wordt bepaald welke visie- en programmaonderdelen hierin worden geborgd.
Samengevat betekent dit het volgende:
- We rangschikken ons bestaande beleid onder vier omgevingsprogramma’s. Daarnaast actualiseren we de Nota Grondbeleid en stellen een programma kostenverhaal op;
- Onder deze vier omgevingsprogramma’s kunnen meerdere deelprogramma’s of gebiedsgerichte uitwerkingen worden opgesteld;
- We spreken voortaan niet meer over “visies” (bijvoorbeeld “duurzaamheidsvisie”) maar over omgevingsprogramma’s. De term visie is voorbehouden aan de omgevingsvisie. Dit om in de toekomst verwarring te voorkomen;
- De omgevingsprogramma’s (en onderdelen hiervan) passen binnen het beleid van de omgevingsvisie. Is dit niet het geval, dan wordt de visie geactualiseerd of herijkt. Zo houden we ons beleid actueel en voorkomen we dat er beleidsconflicten ontstaan. In het raadsbesluit bij deze omgevingsvisie wordt aangegeven hoe en wanneer de visie wordt herijkt.

Schematische opbouw beleidshuis
Kostenverhaal en financiële bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkelingen
Bij het uitvoeren van projecten van initiatiefnemers maakt de gemeente kosten voor openbare voorzieningen. Deze kosten betaalt de initiatiefnemer. Hiervoor leggen we in principe afspraken vast in een (anterieure) overeenkomst met deze initiatiefnemer. Lukt dit niet, dan kunnen we (nu nog) met een exploitatieplan de kosten alsnog (achteraf) verhalen. Een exploitatieplan voorziet in een publiekrechtelijke borging van het kostenverhaal. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de term grondexploitatie en daarmee ook het exploitatieplan. De Omgevingswet spreekt over ‘kostenverhaal’. Dit kostenverhaal vindt zijn basis in het publiekrecht. Het publiekrechtelijke kostenverhaal wordt/is geïntegreerd in het omgevingsplan, het projectbesluit of de omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De term grondexploitatiekosten wordt/is vervangen door kosten die gemaakt zijn voor werken, werkzaamheden en maatregelen.
Financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen: wetscontext
Bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen hebben betrekking op maatschappelijk belangrijke functies, zoals natuur, recreatie, landschap, een evenwichtige woningvoorraad en infrastructuur. De Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) biedt met artikel 6.24 de mogelijkheid om daarvoor anterieur een financiële bijdrage te vragen van initiatiefnemers als deze ontwikkelingen in een structuurvisie zijn opgenomen. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet treden artikelen 13.13 en 13.22 in de plaats van artikel 6.24 Wro. De aangewezen ontwikkelingen waarover een overeenkomst kan worden gesloten staan in artikel 8.20 van het Omgevingsbesluit (Ob).
Naast deze minnelijke variant (artikel 13.22 Omgevingswet) krijgen de financiële bijdragen in de Omgevingswet ook een publiekrechtelijk afdwingbare variant (artikelen 13.23 en 13.24 Omgevingswet). Voor de omgevingsvisie Borsele richten we ons op de minnelijke (vrijwillige) variant.
De gevraagde financiële bijdrage kan worden ingezet voor de realisatie van maatschappelijke functies. De gemeente kan dit dus opnemen in een overeenkomst met de betreffende initiatiefnemer. Er dient wel sprake te zijn van een ruimtelijke en functionele samenhang tussen de betalende ontwikkeling en de ontvangende ontwikkeling. In deze paragraaf is hierna beschreven wat wordt verstaan onder ontvangende ontwikkelingen.
Omdat de omgevingsvisie wordt vastgesteld onder de Wro is het overgangsrecht zoals opgenomen in de Invoeringswet Omgevingswet ten aanzien van het kostenverhaal en financiële bijdragen van toepassing. Deze regeling heeft een eerbiedigende werking.
Financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen: bestedingsdoelen
In deze omgevingsvisie is voor vier centrale (maatschappelijke) opgaven de koers gedefinieerd die we als gemeente willen varen. Hierbij geven wij aan wat we willen en hoe we dit willen bereiken. In termen van financiële bijdragen: aan welke bestedingsdoelen moeten de betalende ontwikkelingen bijdragen?
Definitie van bestedingsdoelen (ontvangende ontwikkelingen)
Hiervoor wordt een koppeling gelegd met de beleidsdoelen en ambities die onder “de koers van Borsele” (“wat willen we bereiken?”) zijn benoemd. De bestedingsdoelen (ontvangende ontwikkelingen) en specifieke bijdragen zijn per koersonderdeel hieronder benoemd.
Koers: Hoe houden we Borsele een fijne gemeente om te wonen?
Bestedingsdoel: dorpsvernieuwing/ samenstelling woningvoorraad
Bijdragen aan bijvoorbeeld:
- Het behoud en waar mogelijk verbeteren van eigen unieke ruimtelijke kwaliteiten.
- Het bieden van ruimte voor ‘nieuwe’ woonvormen.
- Het realiseren van (sociale) huur- of koopwoningen buiten het gebied van de betalende ontwikkeling om een naar prijsklasse evenwichtige samenstelling van de woningvoorraad in de gemeente of regio te bereiken.
- Bij dorpsvernieuwing (inbreiding en herstructurering), bijdragen aan drie componenten:
- Kwaliteit van de woningen en woonomgeving van de kernen.
- Het treffen van energetische maatregelen.
- Levensloopgeschikt maken van de woningen.
- Het bereikbaar zijn van de nodige maatschappelijke voorzieningen voor al onze inwoners.
- Het betaalbaar houden en overeind houden van (gemeentelijke) maatschappelijke en sportvoorzieningen daar waar dat nodig is.
- Het toegankelijk en inclusief houden van een woon-, leef- en werkklimaat waar iedereen zich veilig voelt en waar iedereen zo gezond mogelijk leeft.
Koers: Hoe maken we samen Borsele klimaatbestendig en duurzaam?
Bestedingsdoel: duurzaamheid/ klimaatbestendigheid/ waterbergingsfonds (waterberging)
Bijdragen aan bijvoorbeeld:
- Het creëren van ruimte en mogelijkheden ten behoeve van de beschikbaarheid van voldoende zoet water en de beschikbaarheid van voldoende drinkwater.
- De leefbaarheid en het behoud van de kwaliteit van het landschap als gevolg van de energietransitieopgave.
- Het mogelijk maken van natuurinclusieve-, duurzaamheids- en klimaatadaptieve initiatieven.
- Het betaalbaar maken van circulariteit bij bewoners én bedrijven.
- Het verduurzamen van de bestaandebebouwing.
- Het creëren van waterberging.
Koers: Hoe zetten we Borsele economisch en recreatief op de kaart?
Bestedingsdoel: herstructurering/ revitalisering bedrijfsterreinen/ verbetering (recreatieve) infrastructuur
Bijdragen aan bijvoorbeeld:
- Herstructurering van bedrijfsterreinen, waaronder:
- Verplaatsing van bedrijven uit dorpskernen die daar naar aard, omvang en/of milieubelasting niet meer passen.
- Verplaatsing van niet-agrarische bedrijven uit het agrarisch gebied die daar naar aard, omvang en/ of effecten op de agrarische sector niet meer passen.
- Selectieve en doelgerichte revitalisering van verouderde bedrijventerreinen.
- Verbetering openbare ruimte op verouderde bedrijfsterreinen.
- De ontwikkeling van een fijnmazig en aantrekkelijk recreatief (fiets)padennetwerk (fietsroutes en knooppuntroutenetwerk).
- Infrastructurele projecten waardoor de verkeersveiligheid wordt vergroot (onder meer vrij liggende fietspaden, terugdringen van sluipverkeer op plattelandswegen en bevorderen verkeersveiligheid in diverse kernen).
- Het beleefbaar maken van de Westerschelde.
Koers: Hoe houden we Borsele mooi?
Bestedingsdoel: versterken natuur, landschap en cultuurhistorie
Bijdragen aan bijvoorbeeld:
- De inpassing dan wel versterking van cultuurhistorische (landschaps)elementen, zoals dijken, kreken en kreekresten, inlagen, vliedbergen, kasteelterreinen.
- De realisatie van nieuwe natuur.
- De natuurvriendelijke inrichting van waterbergingsgebieden en ecologische verbindingszones.
Programma kostenverhaal
De huidige Nota Grondbeleid wordt herzien. Het is ook de bedoeling een programma kostenverhaal op te stellen. In beide stukken besteden wij aandacht aan het kostenverhaal en de financiële bijdragen. We werken de bestedingsdoelen nader uit en beschrijven de ruimtelijke en functionele samenhang tussen de betalende ontwikkelingen en de bestedingsdoelen. Totdat de nota en het programma zijn vastgesteld wordt de werkwijze van kostenverhaal gehanteerd die is vastgelegd in de Nota Grondbeleid 2015-2019.